Van veelpleger naar veelslachtoffer

30 januari 2012

De antropologe dr. Annemarie Bouman (Politie Amsterdam-Amstelland) heeft onderzocht hoe de Amsterdamse politie omgaat met eerwraakincidenten. Hiermee maakt ze op verfrissende wijze duidelijk hoe de informatievoorziening van een Nederlands politiekorps (langs elkaar heen) werkt. Lees hier een recensie van haar onderzoek “Politiewerk achter de multiculturele voordeur. Eergeweld en huwelijksdwang in antropologisch perspectief”. Deze recensie verscheen op de website van advies- en trainingsbureau In-pact (samen voor veiligheid).

Juxta programma

Je moet het lef maar hebben, twaalf wetenschappers uit zeer uiteenlopende en uit niet voor de hand liggende disciplines uitnodigen om als eigenzinnige tegendenkers in volledige vrijheid onderzoek te doen in de politiepraktijk. Korpschef Bernard Welten van het regiokorps Amsterdam-Amstelland durfde het aan. Doel was om nieuwe manieren te bedenken om criminaliteitsproblemen van nu en in de toekomst het hoofd te bieden. Annemarie Bouman was een van die “Juxta´s”.

Slachtoffer centraal

In haar onderzoek “politiewerk achter de multiculturele voordeur” beschrijft ze hoe de politie Amsterdam omgaat met zaken die gerelateerd zijn aan eergeweld. De gebruikswaarde van dit onderzoek is echter veel breder dan dit specifieke onderwerp omdat ze vanuit haar antropologische invalshoek een haarscherpe analyse maakt hoe de informatievoorziening van een Nederlands politiekorps werkt. Bouman´s onderzoek is niet alleen een vurig pleidooi voor slachtofferregie maar geeft ook heroriëntatie op de informatiehuishouding van de politie.

“Ik ben naar de politie geweest maar die doet niets …..”

Vraag een politieagent wat de essentie van het politiewerk is. Grote kans dat het antwoord is: boeven vangen. Bouman stelt de vraag: is boeven vangen belangrijker dan slachtofferregie voeren? Ze suggereert dat de politie misschien wel meer boeven kan vangen als ze aan slachtofferregie doet. Hierdoor worden ernstige delicten voorkomen en zijn er dus minder agenten nodig voor de afhandeling van ernstige delicten. Wellicht een wat boude stelling maar het onderzoek maakt duidelijk dat door de organisatie anders in te richten er grote winst valt te behalen op het gebied van slachtofferzorg en de effectieve afhandeling van complexe zaken.

Van incident naar incident

Een andere belangrijke bevinding is dat de politie nog steeds incidentgericht werkt en niet zaakgericht. De meeste zaken komen binnen als eenmalige interventie tussen politie en burgers waarna het incident wordt gemuteerd in het politie informatiesysteem, maar informatie wordt niet automatisch gekoppeld of doorgespeeld: een intern menselijk filter moet zorgen dat de burger binnen de politie met de juiste mensen in contact wordt gebracht. De inschatting of het een incident betreft of er meer aan de hand is wordt daardoor vaak niet gemaakt. Bouman beschrijft een zaak van een ruzie tussen twee partners waarbij gedurende 7 jaar gemuteerd is door meer dan 50 politiemedewerkers, 26 politie-interventies hebben plaatsgevonden, 5 keer aangifte is gedaan, 12 keer de noodhulp is uitgerukt en waarbij het slachtoffer voor de politie nog steeds geen gezicht heeft.

Herwaardering voor de specialist

Bouman´s onderzoek is niet alleen een vurig pleidooi voor slachtofferregie en een zaakgerichte aanpak maar geeft ook een basis voor de heroriëntatie op de informatiehuishouding van de politie en het personeelsbeleid.
De politie is vooral lokaal georiënteerd. Dit is inherent aan de bestuurlijke indeling van de Nederlandse politie en door de focus op wijkgericht werken. Het programmamanagement (in dit geval huiselijk geweld) moet zich steeds voegen naar de lokale oriëntatie. Zaken beginnen veelal bij de noodhulp en blijven vervolgens hangen bij de geografisch verantwoordelijke (wijkagent, buurtregisseur). Deze is verantwoordelijk voor de (na)zorg maar zorgtaken moeten wel als zodanig herkend en overgedragen worden. Dit vergt specialistische kennis. En hier zit nu de crux: de politie lijkt vooral te investeren in medewerkers die flexibel inzetbaar en loyaal zijn (“generalisten”) en niet in mensen met een specifieke motivatie en kennis. Volgens Bouman hangt de keuze voor generalisten samen met de hiërarchische structuur van de politie. Bij doorstroming in de organisatie wordt vooral gekeken naar leiderschapsstijl, ambitie en loyaliteit en veel minder naar kwaliteit, expertise, kennis motivatie en geschiktheid. Dit wordt nog versterkt doordat men vooral intern werft en door het korte-termijn denken. Een generalist is sneller in te zetten en kan gemakkelijker gaten opvullen die elders ontstaan.

Dossiereigenaar

Het onderzoek van Bouman laat het belang zien van goede dossiervorming. Informatie moet accuraat, compleet en toegankelijk zijn. Vervolgens moet er betekenis worden gegeven aan de verzamelde informatie. Bouwman pleit daarom voor erkenning en opwaardering van de analysefunctie. Daarnaast maakt ze duidelijk dat het essentieel is dat iemand zich verantwoordelijk voelt voor de voortgang en afhandeling van een zaak. Bouman beschrijft een casus waarin het slachtoffer, ondanks het feit dat er 24 mutaties zijn gemaakt op een en hetzelfde wijkteam, nog steeds haar verhaal van begin af aan moet vertellen. Geen van de medewerkers lijkt werkelijk geïnteresseerd in het oplossen van de zaak. Het eindigt in een zelfmoordpoging van het slachtoffer.

De bundel Politiewerk achter de multiculturele voordeur is als Download te vinden onder het kopje Publicaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *