Politiechef Hans Vissers van de regionale eenheid Zeeland en West-Brabant bracht begin 2013 naar buiten dat zijn collega’s ‘echt aarzeling hebben en soms zelfs niet meer optreden, omdat ze vinden dat boetes van 200 tot 300 euro voor een verkeersovertreding te veel zijn.’
Kritiek op hoge verkeersboetes is er niet voor het eerst. In 2011 reageerde de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie (de huidige Stichting Maatschappij en Veiligheid, onder voorzitterschap van prof. mr. Pieter van Vollenhoven) ook al op de toen aangekondigde forse verhoging van verkeersboetes. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie zei toen met de verhoging van de boetes hufterig verkeersgedrag te willen bestrijden.
De SMV hecht er ook nu weer aan te melden, dat bij eerdere verhogingen inderdaad is gebleken dat, als politiemensen de hoogte van de boete niet in verhouding vinden staan met de ernst van de overtreding, zij vaker volstaan met een waarschuwing. Als men hufterigheid wil bestrijden, kan het verhogen van boetes een begrijpelijke stap zijn. Er worden echter veel overtredingen gepleegd die niet zozeer een blijk van hufterigheid zijn, maar een vergissing, een inschattingsfout of, gewoon, een kleine overtreding. En dan kunnen hoge boetes al snel als onrechtvaardig worden ervaren, door zowel de overtreder als de politie. Zeker als men in ogenschouw neemt dat er geen balans is tussen hoge verkeersboetes en lage sancties bij andere eenvoudige misdrijven, zoals winkeldiefstal. Dat komt het vertrouwen van de bevolking (en kennelijk dus de politie) in de aanpak van verkeersveiligheid niet ten goede. Vertrouwen van de bevolking is een wezenlijk onderdeel van onze rechtsstaat. Dit betekent dat er ook vertrouwen dient te zijn in de hoogte van op te leggen boetes.
De SMV wijst erop, dat de politie bij verkeersovertredingen slechts twee keuzen heeft: een waarschuwing of de vastgestelde boete. Daarom acht de stichting het verstandig om de beslissingsbevoegdheid van de politie te vergroten door haar de keuze te laten uit verschillende (bijvoorbeeld drie) boetebedragen voor een bepaalde overtreding. De politie kan dan rekening houden met de ernst van de overtreding in een concreet geval. Hierdoor kan het politieoptreden aan acceptatie winnen.
Daarnaast schuilt er bij hoge verkeersboetes nog een addertje onder het gras. Het mag niet zo zijn, dat de overheid via het innen van verkeersboetes ‘s rijks schatkist wil spekken. De SMV is van mening dat bekeuringen uitsluitend moeten worden gezien als het sluitstuk van veiligheidsbeleid. Het vergroten van veiligheid dient centraal te staan en als dat wordt bereikt, gaat dat automatisch gepaard met minder bekeuringen. Het voorkomen van laakbare verkeersovertredingen dient te prevaleren.
Verkeersovertredingen mogen niet als een extra bron van inkomsten door de overheid worden beschouwd. Jaren geleden heeft de overheid al besloten dat de strafrechtelijke handhaving niet in handen van particuliere organisaties mag worden gelegd. Dat zou immers tot gevolg hebben dat die organisaties om hun inkomsten veilig te stellen, belang krijgen bij het voortbestaan van onveiligheid en niet bij het beëindigen of verminderen ervan. Dat was een verstandig besluit. De overheid dient er wel voor te waken niet zelf in die valkuil te stappen. De effecten van het uitdelen van verkeersboetes zijn alleen van belang voor het verminderen van het aantal verkeersovertredingen en het vergroten van de verkeersveiligheid. Financieel gewin mag geen rol spelen.
Helemaal mee eens dat ‘het voorkomen van laakbare verkeersovertredingen dient te prevaleren’.
Die boodschap zou volgens mij in de laatste alinea versterkt moeten worden. Maar daarin wordt juist de aandacht gevestigd op hetgeen niét zou moeten prevaleren:
– ‘verkeersovertredingen niet als extra inkomstenbron’
– ‘strafrechtelijke handhaving niet in handen van particuliere organisaties’
– ‘voortbestaan van onveiligheid’
– ‘niet zelf in valkuil stappen’
– ‘geen rol voor financieel gewin’
Als je benadrukt wat je niét wil, kríjg je wat niet wil…