Rechters, officieren van Justitie, AIVD-functionarissen, politiemensen, gevangenispersoneel, advocaten, juristen, wetenschappers, de WRR en de Nationale Ombudsman zetten vraagtekens bij de staat van Justitie. Forse bezuinigingen (- 20/25% in de komende jaren), toenemende politisering (microbemoeienis met individuele gevallen), reorganisaties (politie, gevangeniswezen) en populistische mediaberichtgeving grijpen in elkaar (mediacratie). Het gevolg in het beleid is een constant verplaatsen van dekstoelen.
Het gaat om essentiële pijlers van de democratische rechtsstaat waaraan wordt getornd. Niet alleen de afnemende doelmatigheid, ook de afnemende rechtsbescherming van de burger is in het geding.
Maar er is meer. De publieke discussie beperkt zich veelal tot zichtbare vormen van ordeverstoringen (horeca, voetbal, openbaar vervoer) en criminaliteit (moord en doodslag, drugs, zinloos geweld, mensensmokkel).
De aanhoudende verstoringen van de financiële- en digitale orde worden mondjesmaat bedeeld. Of afgedaan als incidenten. Sinds 2000 lezen we dagelijks over boekhoudfraudes, prijsafspraken op markten, bouwfraude, Bulgarenfraude, zorgfraude, woekerpolissen, toeslagenfraude en faillissementfraude. Ook wanbeleid binnen woningcorporaties, dubieuze provinciale bestuursculturen in Limburg en Noord-Holland en aanhoudende vastgoedfraudes roepen vragen op over de aard en omvang van fraude. Dwars daar doorheen groeit ons inzicht in de kwetsbaarheid van digitale systemen voor identiteitsfraude, politieke en bedrijfsmatige spionage, hacking, maar ook simpelweg verstoringen die de vitale infrastructuur van de rechtsstaat kunnen aantasten.
Dat sprake is van systemen die door hun opzet en werking (digitale)fraude in de hand werken, staat (nog) niet hoog op de politieke agenda. Noch het toenemende inzicht dat interne toezichthouders (raden van commissarissen, raden van toezicht, compliance) en het externe toezicht (accountants, financiële toezichthouders, autoriteiten) niet diep genoeg doordringen in de ondernemingen om professioneel inhoud te geven aan hun taak. Er is sprake van ingetogenheid. (Te)veel meedenken met belangen van onder toezicht gestelde ondernemingen. Onafhankelijkheid staat in ieder visiedocument. Maar tussen droom en daad staan nogal eens praktische bezwaren in de weg. Docters van Leeuwen spreekt van ‘verkleving’ in het toezicht. Ook in het financiële toezicht worden dekstoelen verplaatst. Tientallen inspecties, autoriteiten en toezichthouders werken naast, onder, boven en tegen elkaar. De linkerhand van het financiële toezicht weet niet wat de rechterhand doet. Er is veel verborgen fraudekennis en ervaring binnen deze instanties, maar deze wordt niet gedeeld. Er is geen landelijke fraudemonitor. Er is wel overleg, maar dit is sterk gebureaucratiseerd en geritualiseerd.
Financiële ordeverstoringen, in combinatie met een zwak ontwikkeld financieel toezicht, tasten de continuïteit van de rechtsstaat aan. De gevolgen van systeemfraude worden niet alleen afgewenteld op ons als burger, maar tasten ook op langere termijn de continuïteit en kwaliteit van het pensioen-, zorg-, onderwijs-, toeslagensysteem aan.
Maar er is meer. De financiële orde raakt vervlochten met de digitale orde. In het WRR-rapport Ioverheid wordt gewezen op de overgang van een elektronische overheid, die de afgelopen jaren duizenden afzonderlijke bedrijfsprocessen digitaliseerde, naar een informatieoverheid. Binnen de Ioverheid verdwijnen informatiegrenzen tussen departementen, beleidsterreinen, bestuurslagen en uitvoeringsorganen. Evenzeer worden informatiegrenzen tussen de overheid en het bedrijfsleven poreuzer. Ook hier worden dekstoelen verplaatst. De NSA-discussie over het gebruik van social media voor de nationale veiligheid is een uitvergroot voorbeeld. De WRR stelt dat we pas aan het begin staan van het doordenken van de politieke gevolgen hiervan. Ook vanuit een veiligheidsperspectief is sprake van het verplaatsen van dekstoelen. Digitale ordeverstoringen worden nog als incidenten gezien en niet in termen van systeemrisico’s. Als KPN, een financiële instelling of een digitale certificeringsbedrijf als Diginotar door een hack wordt gecompromitteerd, zijn de continuïteit en betrouwbaarheid van het internet, digitaal betalingsverkeer en bedrijfsmatige bedrijfsprocessen in het geding. Het strafrechtelijk systeem heeft – evenals bij de financiële ordehandhaving – hier een marginale rol. Publieke toezichthouders staan pas aan de vooravond van de overstap naar digitaal toezicht. De rechtsstaat is in belangrijke mate afhankelijk van het private toezicht. Maar wat hier precies wel en niet gebeurt, is niet publiekelijk bekend. De aangiftebereidheid is klein en dalend. Diepere kennis over digitale verstoringen is gefragmenteerd. De wil om informatie te delen is (nog) niet sterk ontwikkeld. Niet voor niets wordt op EU-niveau gesproken over een meldplicht voor cyberincidenten. Een belangrijk deel van het financiële en digitale toezicht wordt immers verzorgd door bedrijfsbeveiligingsdiensten van multinationals, door forensic (IT-) bedrijven, vormen van particuliere beveiliging en recherche en veiligheidsafdelingen van internet- en telecomproviders en social media bedrijven. Er is geen digitale incidentenmonitor.
Het verplaatsen van dekstoelen verhindert dat rechtsstatelijke vragen worden gesteld: wat is nog de functie van het strafrecht, zijn de huidige vormen van (semi-)publiek en privaat toezicht op de financiële/digitale orde (dis)functioneel, is het noodzakelijk meer structureel niet-strafrechtelijke informatie uit te wisselen en te analyseren (fraude/cyber monitor), hoe worden publiekprivate arrangementen verder ontwikkeld en hoe houden we democratische controle op ‘veiligheid’?
Prof. Bob Hoogenboom, Nyenrode Business Universiteit, ingekorte versie van de Gonsalves-lezing 2013 .
Strafrecht, justitie en politie liggen al langer onder vuur. Het overcriminaliseren, de loodzware en arbeidsintensieve procedures, de toenemende inbeslagname van de politiecapeciteit door de bestuurlijke overheden leiden tot het dichtslibben van de repressieve aanpak, falen van het strafrecht. De overname door de priveveiligheidbedrijven van het toezicht en opsporing uit noodzaak wegens overbelasting van het gerechtelijk apparaat leiden tot priveselectie in de criminaliteitsbeheersing. Op termijn komt de objectiviteit in gevaar, zeker wanneer de functie van onderzoeksrechter zal worden afgeschaft.
Onze maatschappij zit op een kantelmoment, explosie van de digitale mogelijkheden, en heeft nog geen zicht op een nieuwe repressieve methodiek. Het strafrecht staat onder druk al sinds jaren. Vraag is : hoe moet het anders ?
Belooft de overheid niet impliciet te veel? Democratisch bestel, transparantie, veiligheid, bescherming van haard en goed? En gelooft de burger die beloftes eigenlijk wel? Of heeft die inmiddels ook de softback uitgave van Machiavelli “De Prins” gelezen én begrepen? Een overheid (elke overheid) trekt toch -per definitie- een te grote broek aan voor wat betreft garanties op veiligheid en privacy? Het probleem van vandaag is dat nieuwe media het doorprikken van deze mythes erg gemakkelijk maken. En dus de overheid/politiek aan geloofwaardigheid verliest. De enige oplossing is een kleinere broek. En aangepaste claims in garanties qua veiligheid en privacy , die verifieerbaar zijn en de toets van het internet kunnen doorstaan. Anders is het inderdaad zaak de deckchairs te verlaten en op zoek te gaan naar de reddingssloepen….
Voormalig staatssecretaris en 1e en 2e Kamerlid dr. Michel van Hulten bewonder ik ten zeerste, omdat hij het aandurft om corruptie binnen de Overheid te onderzoeken. In http://www.ronddelinge.nl/finaal kaart hij een uiterst kwalijke affaire aan waar tot dusverre niemand op heeft gereageerd.
Waar staat het veiligheidsbeleid van Stichting Maatschappij en Veiligheid dan voor, dat vraag ik mij ten stelligste af.
De voorpagina van corruptie.org geeft een duidelijke weergave van wat er zoal onder corruptie wordt verstaan.
Een aantal personages zit inderdaad op cruciale plekken binnen onze samenleving en hebben op die manier invloed op vele handelingen die anderen weer ten goede komen.
Mijn boek Willens Blind gaat over misbruik van macht en bevoegdheden en geeft aan dat het moeilijk is om misstanden binnen de overheid aan te pakken.
Ik blijf geloven in de integriteit en de oprechtheid van de voorzitter van uw stichting mr. Pieter van Vollenhoven, ik hoop dat hij mijn boek gaat lezen zodra deze weer door mij is herschreven en dat ik ooit een reactie van hem krijg. Bovendien hoop ik dat hij het rapport van dr. Michel van Hulten waar ik aan refereer gaat onderzoeken en daartegen stappen onderneemt.
Gezien de samenstelling van het bestuur van uw Stichting vertrouw ik op een eerlijk onderzoek.