Op 23 november 2011 was prof. mr. dr. Geert-Jan Knoops één van de gastsprekers tijdens de SMVP conferentie over gerechtelijke dwalingen. Hieronder leest u de bijdrage van prof. Knoops, waarin hij ingaat op de belangrijkste oorzaken van gerechtelijke dwalingen en aanbevelingen doet voor de Nederlandse rechtspraktijk.
Gerechtelijke dwalingen zijn de laatste jaren meer zichtbaar geworden. De exacte omvang ervan blijft echter voor wat betreft Nederland en andere Europese landen onduidelijk. In Canada en de Verenigde Staten bestaan er wel cijfers over de omvang van dit probleem. Het Innocence Project, onderdeel van de Cardozo School of Law te New York, alleen al heeft in de periode 1989-2011, 283 onterechte veroordelingen kunnen rechtzetten, vooral door middel van (hernieuwd) DNA onderzoek.[1] Dit getal kan in feite nog hoger liggen. Het is mogelijk dat in veel andere gevallen er geen DNA-materiaal bewaard is gebleven of überhaupt aanwezig is geweest, waardoor hernieuwd onderzoek niet mogelijk is. Zaken waar DNA-materiaal aanwezig is, zijn vooral moord- en zedenzaken; en deze vormen slechts een fractie van het totaal aantal strafzaken
Het Innocence Project krijgt wereldwijd navolging.[2] Op dit ogenblik bestaat er een netwerk van organisaties, het zogenaamde Innocence Network, dat zich bezig houdt met het onderzoek naar mogelijk onterechte veroordelingen.[3] Zo heeft het leidende Innocence Project in Canada 42 veroordelingen ongedaan gemaakt, waarvan 19 zaken tot invrijheidstelling van de (onterecht) veroordeelde hebben geleid.[4] De herzieningssectie van het Nederlandse advocatenkantoor knoops’ advocaten (waaronder het knoops’ innocence project ressorteert) heeft sinds het jaar 2000 in totaal 26 zaken van mogelijk onterecht veroordeelden in onderzoek genomen, een selectie uit circa 150 aanvragen in Nederland. Alleen al de omvang van het aantal aanvragen maakt het moeilijk alle mogelijke gerechtelijke dwalingen te onderzoeken. Een probleem in de Nederlandse rechtspraktijk is dat de bewijslast op de veroordeelde ligt. Om een veroordeling ongedaan te maken moet er een ‘ernstig vermoeden’ zijn dat de veroordeelde het niet heeft gedaan. Dit blijkt echter een hoge drempel te zijn, want hoe toont de veroordeelde dit aan? Voordat wordt ingegaan op de Nederlandse situatie, worden hier eerst de belangrijkste oorzaken van gerechtelijke dwalingen beschreven. Daarna worden aanbevelingen voor de Nederlandse rechtspraktijk gedaan.
Een eerste belangrijke oorzaak van gerechtelijke dwalingen is, aldus onderzoek gedaan door het Innocence Project, misidentificatie door ooggetuigen. In ten minste 40 procent van de misidentificaties door ooggetuigen, was er sprake van cross-raciale identificatie.[5] Mensen zijn slechter in het herkennen van iemand van een ander ras, dan iemand van hun eigen ras. Cross-raciale identificaties zouden dan ook met meer terughoudendheid moeten worden beoordeeld.[6] Een andere factor die tot meer terughoudendheid zouden moeten leiden is de aanwezigheid van een wapen bij het delict. Onderzoek heeft aangetoond dat ooggetuigen geneigd zijn hun aandacht te richten op het wapen, ook wel bekend als het ‘weapon-focus’-effect.[7]
Een tweede belangrijke oorzaak van gerechtelijke dwalingen is gelegen in forensische (non)wetenschap.[8] Anders dan in andere wetenschappelijke disciplines, blijkt uit onderzoek dat in de meeste forensische disciplines methodologische regels met voeten werden getreden in meer dan 50 % van de onderzochte gevallen.[9] In de wetenschap zijn procedures om cognitieve contaminatie, contextinformatie en sturing te voorkomen essentieel; basisprincipes die in veel forensische disciplines niet in acht worden genomen.[10]
Een voorbeeld van een Nederlandse zaak waarin fouten in het wetenschappelijk onderzoek speelden is de zaak van Marco Kroon. In deze zaak werd het borsthaar van Marco Kroon onderzocht op cocaïnesporen. In dit onderzoek had het NFI te weinig haar afgenomen voor een gedegen onderzoek. De resultaten van het onderzoek waren dus onbetrouwbaar. De verdediging schakelde een Franse forensische wetenschapper als contra-expert in die de methodologische omissies van het NFI succesvol aan de kaak stelde.
Ook in de Italiaanse strafzaak van Amanda Knox speelde ook het belang van eigen forensisch onderzoek door de verdediging. Amanda Knox werd in Italië verdacht van het vermoorden van een medestudente met een mes. In eerste instantie werd Knox veroordeeld, maar na vier jaar gevangen te hebben gezeten werd zij in hoger beroep vrijgesproken. Het DNA-bewijs werd gediskwalificeerd nu maar liefst 55 contaminatiegevallen konden worden aangetoond.[11]
Naast fouten in het forensisch onderzoek, laat soms ook de wijze van rapportage van het NFI te wensen over. Zo bleek er tijdens de Schiedammer-parkmoord discussie te bestaan binnen het NFI over de resultaten van het forensisch onderzoek, een verschil van inzicht die toentertijd nooit naar buiten werd gebracht. De commissie Posthumus evalueerde de Schiedammer-parkmoordzaak en kwam in haar rapport met de aanbeveling aan het NFI om duidelijker te rapporteren:
‘De wijze van rapporteren van het NFI sluit vaak niet aan bij het kennisniveau van politie, OM, rechter en verdediging. Het is wenselijk dat de wereld van de forensische deskundigen en de wereld van de juristen naar elkaar toe groeien. Het NFI moet duidelijker en uitgebreider rapporteren. Politie en juristen moeten de moeite doen zich te verdiepen in het FT werk.’[12]
Professor Broeders kwam tot de conclusie dat hiervan nog steeds geen sprake is, gezien het feit dat het NFI – zoals de website van het NFI meldt – nog steeds geen rapporten afgeeft waarin ook de resultaten zijn opgenomen van de afzonderlijke experimenten en de daaruit resulterende profielen.[13]
Een derde belangrijke oorzaak van gerechtelijke dwalingen is het afleggen van een valse bekentenis of valse belastende verklaringen.[14] Onderzoek toonde aan dat ongeveer een derde van de valse bekentenissen werd gedaan door zwakbegaafden.[15] Een andere kwetsbare factor voor het afleggen van een valse bekentenis is jeugdigheid; jongeren zijn kwetsbaarder voor het afleggen van een valse bekentenis dan ouderen.[16] Het Innocence Project noemt nog een aantal factoren die kunnen bijdragen aan een valse bekentenis zoals het langdurig verhoren, druk of dwang, intoxicatie, onbekendheid met de wet, angst voor geweld, daadwerkelijke toepassing van geweld, de dreiging met een zware straf en het verkeerd interpreteren van de situatie. In veel zaken waar een valse bekentenis was afgelegd waren meerdere factoren tegelijkertijd aanwezig.[17]
Over de oorzaken van gerechtelijke dwalingen is veel bekend, maar wordt er in de Nederlandse rechtspraktijk rekening gehouden met deze oorzaken? Welke waarborgen zijn er om gerechtelijke dwalingen te voorkomen en welke verbeteringen zijn er mogelijk?
Ten eerste moeten, ter voorkoming van valse bekentenissen, alle verhoren op video worden opgenomen.[18] Dit om ervoor te zorgen dat de politie zich weerhoudt van het toepassen van ongeoorloofde druk en om te controleren hoe de bekentenis tot stand is gekomen. Samenhangend met het voorgaande punt, zou de bekentenis in feite niet langer als een volwaardig bewijsmiddel mogen gelden, maar hoogstens als een “aanwijzing” dat iemand bij een strafbaar feit betrokken is. De politie zou er zodoende ook minder belang bij kunnen hebben om mensen onder druk te zetten.
Ten tweede dient er in de rechtszaal een nog kritischere toets van het wetenschappelijk gehalte van de forensische wetenschap te komen. Daarbij moet er – bij twijfel aan de resultaten – een effectieve mogelijkheid op contra-expertise komen; er is namelijk ‘voor de forensische onderzoeker geen betere prikkel dan het besef dat de mogelijkheid reëel is dat een volstrekt onafhankelijke onderzoeker zijn werk kritisch zal bekijken.’[19]
Ten derde dienen er financiële middelen te komen die forensisch onderzoek in de voorfase van een herzieningsverzoek mogelijk maken. In Nederland ligt de bewijslast bij herzieningszaken op de veroordeelde. Wil een veroordeelde dat zijn of haar zaak wordt herzien, dan dient de veroordeelde zelf een novum – ofwel een nieuwe omstandigheid waardoor het ernstige vermoeden ontstaat dat de rechter de aanvrager zou hebben vrijgesproken indien hij bekend was met die omstandigheid[20] – aan te dragen. Een van de belangrijkste problemen voor de veroordeelde om tot een novum te komen, is het ontbreken van een financieel adequate en effectieve toegang tot de herzieningsprocedure. Want hoe kunnen nieuwe feiten aan het licht worden gebracht, wanneer er geen financiële middelen zijn om deze te onderzoeken? Deskundigenkosten kunnen in Nederland na vrijspraak worden vergoed ex artikel 591 en 591a Sv. Het gaat hier echter om een vergoeding achteraf, terwijl de noodzaak op voorhand bestaat. Volgens staatssecretaris van Justitie mr. Teeven is het opzetten van een fonds, waardoor vergoedingen voor forensisch onderzoek op voorhand (dus nog in het stadium van een onderzoek naar een novum) mogelijk zijn, overbodig. Het huidige herzieningssysteem zou hier namelijk voldoende toe in staat zijn.[21] Daarbij merkt de staatssecretaris op dat:
‘Tegen deze achtergrond ligt het evenmin in de rede om een aanvullende subsidieregeling bij de Raad voor de rechtsbijstand in het leven te roepen. Ik wijs nog op de reeds bestaande mogelijkheid dat de Raad voor rechtsbijstand een toevoeging verleent voor de voorbereiding van een herzieningsverzoek.’[22]
Echter, de Raad voor de Rechtsbijstand financiert juist geen kosten voor voorbereidend forensisch onderzoek. Omdat de nieuwe wetgeving niet voorziet in vergoedingen in deze zin op voorhand en er vanuit het ministerie van Justitie weinig valt te verwachten op dit vlak, heeft knoops’ advocaten in samenwerking met Ina Post, zelf slachtoffer van een gerechtelijke dwaling, het Ina Post Fonds opgericht, waardoor financiële steun kan worden verleend voor het onderzoek naar een novum in zaken waarin veroordeelden menen slachtoffer te zijn van een gerechtelijke dwaling. Echter, dit fonds benodigt donateurs om al dit soort kostbare forensische onderzoeken te vergoeden.
Dat het strafrechtelijk stelsel in Nederland in beweging is gekomen naar aanleiding van gerechtelijke dwalingen, blijkt ook uit het wetsvoorstel ‘herziening ten voordele’ die de mogelijkheden voor herziening zou moeten oprekken. Dit wetsvoorstel is reeds aangenomen door de Tweede Kamer en bij het schrijven van dit artikel lag het wetsvoorstel ter goedkeuring bij de Eerste Kamer. Helaas blijkt het uiteindelijk voor de veroordeelde voordelige effect niet uit het systeem van de wet.[23] Zo lost deze wet problemen als de bekostiging van forensisch (voor)onderzoek naar nova en de onvolledige toegang tot rapporten van het NFI, niet op. De praktijk heeft geleerd dat gerechtelijke dwalingen zich blijven voordoen ondanks dat we meer over de oorzaken weten. Het is nu aan de overheid deze dwalingen, behalve wetstechnisch, ook effectief tegen te gaan dan wel ongedaan te maken.
Geert-Jan Knoops
Hoogleraar internationaal strafrecht, Universiteit Utrecht
Internationaal strafrechtsadvocaat, knoops’ advocaten
[1] Zie: www.innocenceproject.org
[2] Landen die zijn aangesloten bij The Innocence Network zijn: Australië, Canada, Nieuw-Zeeland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en sinds 23 december 2011 is ook de herzieningspraktijk van knoops’ advocaten (Nederland) aangesloten bij het Innocence Network.
[3] Bijvoorbeeld: The Association In Defence of the Wrongly Convicted (AIDWYC) in Canada; Project Gerede Twijfel in Nederland.
[4] The Association in Defence of the Wrongly Convicted (AIDWYC): http://www.aidwyc.org (28 december 2011)
[5] Innocence Project, ‘Facts on Post-Conviction DNA Exonerations’, http://www.innocenceproject.org/Content/Facts_on_PostConviction_DNA_Exonerations.php (28 december 2011)
[6] Ibid.
[7] G.L. Wells en E.A. Olson, ‘Eyewitness Testimony’, Annual Review of Psychology, Vol. 54 (2003), pp. 277-295.
[8] Innocence project, supra note 5.
[9] Innocence Project, ‘Wrongful Convictions Involving Unvalidated or Improper Forensic Science that Were Later Overturned through DNA Testing’, http://www.innocenceproject.org/docs/DNA_Exonerations_Forensic_Science.pdf, (geopend op 28 december 2011).
[10] Afscheidsrede professor Ton Broeders: Het forensisch tekort (2011).
[11] Associated Press, ‘Italian court says evidence that was used in the Knox murder conviction just didn’t hold up’, Washington Post 15 december 2011.
[12] Broeders, supra note 10.
[13] Ibid..
[14] Innocence project, supra note 5.
[15] B.L. Garrett, ‘The substance of false confessions’, Stanford Law Review, Vol 62, No. 4 (2010), pp. 1051-1119.
[16] Ibid., p. 1064.
[17] Innocence project, supra note 5.
[18] Opname van verhoor bij zware misdrijven is al verplicht sinds de inwerkingtreding van het OM-programma
Versterking Opsporing en Vervolging, gestart in 2005 naar aanleiding van de Schiedammer Parkmoord.
[19] Broeders, supra note 10.
[20] HR 18 maart 2008, LJN BA1024.
[21] Persoonlijke communicatie F. Teeven en G.G.J. Knoops, 21 juni 2011.
[22] Brief F. Teeven aan Prof.dr.mr. G.G.J. Knoops d.d. 22 september 2011.
[23] H.F.M. Crombag, W.A. Wagenaar, P.J. van Koppen & H. Israëls, ‘Herziening: kanttekeningen bij het wetsontwerp’, NJBlog, 5 maart 2009.
Pingback: Recht in de film – Lucia de Berk | Law Review