Column prof. dr. A.B. Hoogenboom
De nationale politie in oprichting, de grootste werkgever in ons land, bevindt zich in zwaar weer. De centrale ondernemingsraad heeft de korpschef een ultimatum gesteld. De politiebonden hebben weinig vertrouwen in het veranderingsproces. Recent zijn vernietigende rapporten uitgebracht over de voortgang daarvan. Het gaat niet goed met de automatisering, het personeelsbeleid, veranderingsdoelen worden niet gehaald en er is financiële onzekerheid.
De kern van het probleem is niet de schizofrenie van tegengestelde doelstellingen: veranderen, bezuinigen en te hoge criminaliteitsdoelstellingen, maar het feit dat belangendragers dit alles hebben laten gebeuren. De Tweede Kamer stemde volmondig – en kritiekloos – in met de nieuwe Politiewet. Noch de aannames noch het moordende tempo en het veelvoud van doelstellingen zijn ter discussie gesteld. De Kamer stond – en staat – erbij en heeft te weinig weerwoord geboden aan de minister.
De minister heeft deze politieke ruimte optimaal gepakt. Niet zozeer vanwege zijn eigen kracht, maar bij de gratie van te weinig tegenspel. Ook van zijn eigen ambtelijke top. Ambtenaren hebben idealiter drie opties: loyalty, voice en exit. Gezonde politiek-ambtelijke verhoudingen kenmerken zich door ambtelijk tegenspel. De slagschaduw van de minister heeft echter veel ambtelijke verlichting gedempt.
Het veranderingsproces heeft mede averij opgelopen doordat de politietop te weinig weerwoord heeft weten te bieden aan de minister. En, doordat onvoldoende een knip is aangebracht tussen operationeel leiderschap en veranderkundig leiderschap. Het laatste vergt specifieke (bedrijfskundige) kennis en ervaring. En kan beter door gekwalificeerde mensen van buiten worden gedaan. Ook de politietop is gebaat bij gezonde tegenspraak. Net als wordt gepropageerd in de opsporing om groepsdenken en fouten te voorkomen.
De burgemeesters hebben evenzeer te weinig weerwoord geboden. Zij hebben niet gehamerd op het feit dat de politiezorg in de kern lokaal is en blijft. Ook na invoering van de nationale politie. De nieuwe Politiewet heeft geen jota veranderd aan het gezag van de burgemeesters ten aanzien van openbare orde noch aan het gezag van de Officier van Justitie ten aanzien van de rechtshandhaving. Waarom wordt niet vrijmoediger gesproken door het bestuur en het Openbaar Ministerie – met elkaar en tegen de minister – over wie nu eigenlijk over de politie gaat? Waarom spreekt het lokale gezag zich niet uit over het veranderingsproces? De minister bleef ook hierdoor ruimte pakken. Bij de gratie van timiditeit.
Politievakbonden hebben historisch gezien een belangrijke rol gespeeld in de verheffing van het vak (opleidingen) en op basis daarvan het verbeteren van arbeidsvoorwaarden (arbeidsomstandigheden en salariëring). Bij de gratie van gebrek aan tegenspraak, door iedereen, hebben de politiebonden zich inmiddels een positie ‘toegeëigend’ welke haaks staat op staatsrechtelijke verhoudingen. Het maakt niet uit waar het over gaat, of de burger ziet in de media een bondsvoorzitter een mening hebben over de politie. En, breder, over het veiligheidsbeleid. Dit is de wereld op zijn kop. Wie gaat er in een rechtsstaat over politie? Bonden, en meer in het bijzonder individuele voorzitters, hebben Kamerleden, gezagsdragers, topambtenaren en politieleiders feitelijk verdrongen.
Het kon gebeuren omdat belangendragers het hebben laten gebeuren. En de minister een verbond heeft gesloten met de bonden. De afgelopen drie jaar steunde de minister op de door hem veronderstelde machtsbasis van de bonden. Het versterkte het zelfvertrouwen van de bonden. Niets is echter zo broos als (de perceptie van) macht. De Nederlandse politie heeft een collectieve baangarantie; wordt – zeker in uitvoerende functies – beter betaald dan veel korpsen in Europa; de overwerk- en pensioenvoorzieningen zijn beter dan waar dan ook en uit recent onderzoek blijkt dat sprake is van een grote arbeidssatisfactie. De politie is tot in haar diepste vezels loyaal en gezagsgetrouw. Zij doet op straat – ondanks het gekrakeel in de corridors van de macht – gewoon haar werk. Het is de enige betrouwbare factor in het geheel. De mogelijkheid ‘neen’ tegen de bonden te zeggen hoort ten onrechte niet meer tot het vocabulaire van onze keizers en keizerinnen.
Het veranderingsproces kan worden vlot getrokken als rechtsstatelijke verhoudingen worden hersteld. Als diegenen die vrijmoedig moeten spreken, dat ook doen. En, bijrolspelers zich aan hun bescheiden rol houden.
Volkomen met de heer Hoogenboom eens. Onbegrijpelijk, dat bestuurlijk Nederland en de politiek dit zo hebben laten gebeuren. Topambtenaren bij het ministerie en bij de politie is minder kwalijk te nemen: zij zijn geen partij voor deze minister. Dat in hun plaats de vakbonden wèl hun stem verheffen, mag dan staatsrechtelijk niet helemaal zuiver zijn: iémand moet het toch zeggen.
L. Stout
Oud-commissaris van politie in Rotterdam
Alle verhoudingen in acht genomen, is nagenoeg dezelfde redenering mogelijk voor de huidige toestand bij de Belgische politie
Bob, ik kan hier alleen maar mee eens zijn. In plaats van tegenwicht te bieden zijn gemeenten bezig weer een eigen gemeentepolitiekorps in het leven te roepen. Ik zie overal in grote gemeenten Diensten Stadstoezicht die een steeds breder takenpakket krijgen omdat de politie deze taken ‘links’ laat liggen (wanneer zie je überhaupt nog politie).
Het is een herhaling van de geschiedenis, de nu al 200 jaar durende strijd over de macht van de politie tussen het centrale gezag in Den Haag en het lokale gezag van de grote gemeenten. Ik denk dat ik hierover al een boekenplank vol het staan over deze historie. Van Groeneweg & Hallema over 50 eeuwen politie, van Oud met zijn 100 Jaren parlementaire geschiedenis tot recent Waakzaam in Amsterdam van De Rooy.
Bob Hoogenboom raakt de problematiek van de trage reorganisatie in de kern: veranderde machtsverhoudingen en een overtrokken beheersdrang door gebrek aan verandermanagement op centraal niveau. Toch zou ik de nationale politie als inistituut niet willen afrekenen op de snelheid van de reorganisatie en sturingsvraagstukken (die van alle tijd zijn). De vraag of de nationale politie een succes is of niet, moet worden afgemeten aan de operationele resultaten of beter, de veiligheid in de wijk. Waar is dat de oude korpsen reeds een positieve trend hebben gezet, maar waar is ook dat de nationale politie de trend van dalende aangiften al twee jaar voortzet en bovendien een nieuwe trend heeft gezet in een forse afname van overvallen, straatroven en inbraken. Het is zeker zo dat die afname te danken is aan loyale medewerkers, maar evenzogoed is het een feit dat de slagkracht van de politie fors is toegenomen door een nationale focus en een gecoordineerde inzet van mensen en middelen op deze ernstige delicten.
Beste Bob, Ik zou geen overhaaste conclusies verbinden aan het uitblijven van reacties.
Groeten en fijne feestdagen
Dear Professor A.B. Hoogenboom, my name is Vladimir Kislukhin. I have over 30 years service in the police of the city of Kirov (Russia). Currently I teach Administrative Law in the Legal University in the city Kirov. I have been studying the activity of police of the Benelux Union in the fight against crime. I’m interested in the activities of the special guards (de zogenaamde boa’s) in the Netherlands. Can you send me complete information about this body of power? I studied English. But with the help of the program Google can translate texts from the Dutch and French. About me you can read on the site of our school. http://msalkirov.ru/institute/structure/kafedras/sld.html
Sincerely. Vladimir Kislukhin.