Voedselveiligheid – Balans van verantwoordelijkheden

27 september 2013

Onderzoeksjournalist Marcel van Silfhout schrijft een boek over voedselveiligheid, waarvan onlangs een voorpublicatie naar buiten is gebracht. Hieronder kunt u het voorwoord lezen van prof. mr. Pieter van Vollenhoven, voorzitter van de Stichting Maatschappij en Veiligheid. 

De Stichting Maatschappij en Veiligheid (SMV) heeft de onderzoeksjournalist Marcel van Silfhout gevraagd of hij zich eens kritisch zou willen verdiepen in het onderwerp voedselveiligheid. Regelmatig wordt onze samenleving immers geconfronteerd met ernstige gebeurtenissen in deze sector, waarbij wij ons zelfs kunnen gaan afvragen of je de veiligheid in deze sector nog wel serieus kunt nemen.

Naar de mening van de SMV is bij vele ernstige gebeurtenissen – of je nu spreekt over het onderwerp patiëntveiligheid, voedselveiligheid, de ramp in de Golf van Mexico, de brand in het detentiecentrum op Schiphol etc. etc. –steeds weer sprake van hetzelfde structurele veiligheidsprobleem.

Uit vele (onafhankelijke) onderzoeken valt namelijk te constateren dat door de introductie van het begrip zelfregulering een onbalans is ontstaan tussen de verantwoordelijkheid van de overheid voor veiligheid enerzijds en die van de onderneming of organisatie anderzijds. Met de introductie van de zelfregulering zijn wij immers terechtgekomen in het tijdperk van: “Laat de veiligheid aan de sector of de organisaties zelf over”. Iedere organisatie wordt nu geacht zijn eigen verantwoordelijkheid voor veiligheid te nemen. “Geen betutteling meer door de overheid en de overheid op afstand!”.

Op zich kan de SMV volledig onderschrijven dat de veiligheid moet worden gezien als een gedeelde verantwoordelijkheid. Iedereen met enige belangstelling voor het vraagstuk veiligheid realiseert zich dat de overheid toch nimmer alleen de veiligheid kan garanderen of waarborgen.

Echter, helaas heeft de overheid – terwijl veiligheid toch haar kerntaak was en nog steeds is – nimmer de (eenduidige) regie genomen over de vraag wat wij als samenleving eigenlijk van die eigen verantwoordelijkheid voor veiligheid van ondernemingen of organisaties zouden mogen verwachten. Om deze reden stelde de onderzoekscommissie naar de vuurwerkramp in Enschede dan ook voor dat in een maatschappelijk debat de balans moest worden opgemaakt tussen de omvang van de verantwoordelijkheid van de overheid voor veiligheid en die van een onderneming. Dit debat – voorgesteld in het eindrapport in 2001 – heeft echter nooit plaatsgevonden.

Een andere ernstige consequentie van de zelfregulering – van die woorden “laat de veiligheid aan de sector zelf over” – is dat de veiligheid nu minder in wetgevende regels, de verbindende voorschriften, wordt vastgelegd, maar  meer en meer wordt overgelaten aan de normen en richtlijnen van de sector of van de organisaties zelf. Dat zijn geen verbindende voorschriften en onttrekken zich om deze reden dan ook veelal aan het toezicht van de overheid;  de toezichthouders moeten zich immers beperken tot het toezicht op de verbindende voorschriften. Voor de handhaving van deze normen en richtlijnen zijn wij als samenleving dus zeer afhankelijk van het interne toezicht van de organisaties zelf. Zelf heb ik bij vele  onafhankelijke onderzoeken mogen ervaren dat de organisaties zich regelmatig niet hielden aan hun eigen afspraken of aan de regels van de sector, vaak op grond van economische motieven – winst prevaleerde boven de veiligheid – of op grond van het gegeven dat deze regels toch geen verbindende voorschriften waren!

De Stichting Maatschappij en Veiligheid acht het voor de veiligheid van onze samenleving noodzakelijk dat er duidelijkheid komt over die eigen verantwoordelijkheid voor veiligheid bij organisaties en ondernemingen. Naar onze mening dienen de beginselen waaraan die eigen verantwoordelijkheid moet voldoen wettelijk te worden vastgelegd.

Daarnaast zal er in onze samenleving duidelijkheid moeten komen over wat wij nu precies van het interne toezicht en van het externe, het overheidstoezicht, mogen verwachten. Gezien mijn ervaringen met klokkenluiders ligt het niet in de lijn der verwachtingen, dat het interne toezicht in staat is om een afdeling of een fabriek te sluiten als men zich niet aan de regels van de sector houdt!

Ik hoop oprecht dat het onderzoek van Marcel van Silfhout ons enig zicht zal geven hoe de betrokken organisaties in de voedselketen hun eigen verantwoordelijkheid voor veiligheid zien, evenals hoe het gesteld is met het interne  en externe toezicht. Indertijd was de algemene conclusie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid bij de brand in het cellencomplex Schiphol-Oost dat de veiligheid – in het bijzonder de brandveiligheid – te weinig aandacht heeft gehad. Het zich niet houden aan de wet- en regelgeving, noch aan de normen en richtlijnen van de sector zelf vonden wij – de Raad – een teleurstellende conclusie aangezien het waarborgen van de veiligheid van burgers een onomstreden kerntaak van de overheid is. Ook de instanties die toezicht hadden moeten houden op de toepassing van de wet- en regelgeving hebben onvoldoende als controlemechanisme gefunctioneerd. Met het trekken van dergelijke conclusies kunnen wij in de samenleving toch niet doorgaan?

Een onderzoeksjournalist beschikt natuurlijk niet over de bevoegdheden van een Onderzoeksraad voor Veiligheid, maar kan met zijn bevindingen wel helpen bewerkstelligen dat het onderwerp voedselveiligheid wellicht op de onderzoeksagenda van de Raad wordt geplaatst maar zeker prioriteit krijgt op de politieke agenda.

De SMV zal zich met uw steun blijven inzetten voor het bewerkstelligen van de  balans van verantwoordelijkheden die voor onze veiligheid uitermate essentieel is.

Klik hier voor de voorpublicatie van Marcel van Silfhout

3 reacties op “Voedselveiligheid – Balans van verantwoordelijkheden

  1. Goede verhalen, mogelijke aanvullende mening:
    Bij toezicht en handhaving betreffende voedselveiligheid hoort een aantal aspecten: politieke verantwoordelijkheid, onafhankelijkheid, financiering, EU-regelgeving, deskundigheid bevordering.

    De politieke verantwoordelijkheid: het primaatschap hoort thuis bij de minister van volksgezondheid, bijgestaan door een kleine groep van voedseldeskundigen (microbiologisch, toxicologisch, genetische modificatie, juridisch (NL én EU).

    De onafhankelijkheid: te alle tijden dienen belangen buiten volksgezondheid, zoals handelsbelangen zowel betreffende export en import secundair te worden beschouwd. Derhalve is er bijvoorbeeld geen plaats voor “stichtingen” met commerciële belangen of bindingen bij het toezicht en handhaving.

    De financiering: het toezicht en de handhaving van de wet en regelgeving horen volledig gefinancierd te worden door de overheid. Retributie kan hiervoor worden geheven bij de producenten in alle openheid en niet geoormerkt voor bepaalde branches en niet gekenmerkt door convenanten zoals bijvoorbeeld het “roodvlees” convenant. Overigens zijn convenanten buitengewoon dubieus omdat er niet wordt geïmplementeerd wanneer de branche zich niet houdt aan het convenant (bv. de salmonella en campylobacter convenanten bij pluimvee en eieren).

    De EU-regelgeving: ontwikkelen van en vormgeven aan regelgeving en het toezicht in EU verband dienen ook primair vanuit volksgezondheid plaats te vinden (Chief Food and Veterinary Officer) ; natuurlijk met secundair samenwerking met EZ. Dit geldt ook voor het overleg met de EU-Commissie en haar Food and Veterinary Office.

    De Deskundigheid Bevordering: de VWA hoort net zoals in de periode vóór overbrenging van de VWA naar Landbouw en EZ niet de taak van de branche organisaties over te nemen en zich niet bezig te houden met voorlichting en instructies. De bedrijven, groot en klein, in de voedselketen horen zich door aantrekken van voedselveiligheidsdeskundigen eventueel via branche organisaties en door scholing zelf deze taak te vervullen. De VWA duidelijk niet, omdat men dan zelf zijn eigen activiteiten gaat controleren en wederom verantwoordelijkheid overneemt van de plaats waar deze thuishoort, namelijk de producent en verhandelaar.

    Voorts: Er wordt gesuggereerd toezicht te laten bij b.v. een accountantsdienst.
    Het reduceren van het toezicht en handhaving tot een accountants activiteit ontkent het wezen van de voor dit werk noodzakelijke disciplines. Het omvat onder meer naast hygiëne en organoleptische beoordeling, monstername, inspectie, laboratorium activiteiten resp. onderzoek (vele diverse disciplines). Voorts wetstoepassing, herkennen, opsporen, bestrijden en voorkomen van incidenten, zware incidenten en crises, met risico inschatting, -communicatie, en – perceptie. In oud Keuringsdienst van Waren verband op drie gebieden met weer eigen sub disciplines: levensmiddelen en genotmiddelen, veterinaire zaken en waren. Zonder meer is de accountantsgedachte (zonder deze voor deze belangrijke beroepsgroep te kort te doen) een simplificatie van het toezicht en de handhaving van voedselveiligheid en dus bij invoering er van een indirecte aanslag op de volksgezondheid.

  2. Dat soort “accountantscontrole” bestaat al lang. Ca 20 jaar geleden hebben de Britse Retailers een Consortium gevormd, en een inmiddels dik 45 kantjes vormende checklist (BRC) opgesteld om niet alleen aan alle relevante EU voedselveiligheidswetten te voldoen, maar ook om de kans op verlies aan consumentenvertrouwen zo veel mogelijk te minimaliseren. Ook de Frans-Duits-Italiaanse retailers hebben zo’n schema opgezet: IFS. Met deze schema’s worden door een stel wereldwijd gewaardeerde certificeerders, met ca 2500 academisch en /of HBO opgeleide voedingstechnologen, bij vele tiendduizenden bedrijven de voedselveiligheidsprocedures onderzocht en jaarlijks gecontroleerd. Doch, net als dat zelfs bij controle door de Nederlandse Bank en AFM fraude nooit helemaal uit te sluiten is, geldt hier hetzelfde. Echter, bij accountantscontrole is nadien weinig relevants te merken, doch in de supermarkten geldt nog altijd de klanttevredenheid resp. teruggave van producten en dus onderzoek door de supermarkt organisaties. Rommel geleverd = als leverancier eruit.
    Aan de andere kant: als een NVWA inspecteur geen letter van die BRC / IFS schema’s kent, ze toch classificeert als “onbetrouwbaar tot aan fraude toe”, het verschil niet kent tussen rijst(korrels) en rijstvermicelli ( mihoen), en onderscheid niet ziet tussen afkomstig van China of Thailand, het te lezen risicoschema niet inkijkt, de hyperlinks naar zijn eigen database niet aanklikt, voorbij gaat aan zijn eigen uitgaande en inkomende e-mails, en o.a. eist, dat aflatoxine in groenten- en fruitconserven wordt onderzocht, terwijl nog nooit aflatoxine in deze producten is vastgesteld, stel ik toch mijn vraagtekens achter de ter zake kundigheid van die inspecteur. Helemaal als dit wordt gesteld in een onder ambtseed staand proces-verbaal, en de NVWA ondanks zwart-op wit bewijs van in feite meineed, niet dit proces-verbaal in wenst te kijken.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *