Bob Hoogenboom
Humor kan veel meer zijn dan het ingeblikte gelach in de televisieshows waar we dagelijks naar kijken. Humor kan ook een wapen zijn. Humor kan worden gebruikt om arrogantie, valse pretenties en hypocrisie om ons heen aan de kaak te stellen. Een grap, een ironische opmerking, een cartoon of een conference van een cabaretier kan onze ogen openen. De kracht zit dan in de vorm die niet is gebonden aan het conformisme van politieke, beleidsmatige en wetenschappelijke taal. Dit soort spreken dient zich te houden aan regels en (sociale) gewoonten. Van Kooten en De Bie konden de ego’s van opkomende politici, adviseurs, professoren en andere zelfingenomen karakters prachtig te kijk zetten met een typetje als prof. dr. ir. P. Akkermans, die steevast zei: ‘Ik word genoemd, en ik ben gevraagd!’ In de Britse comedy ‘Yes, Minister’ worden politiek-ambtelijke verhoudingen op een satirische wijze belicht waardoor inzicht (of liever ‘gevoel’) gaat ontstaan voor het deels irrationele karakter van politieke processen en de manipulaties van ambtenaren. Ik kijk met plezier naar stand-up comedians die met een goede grap de façades afrukken van de veelal witgewassen taal die ons omgeeft.
In een PowerPoint over de vorming van de nationale politie nam ik deze week een cartoon op. Je ziet een kantoorruimte met schotten tussen de werkplekken. Iedereen werkt hard, in ieder geval, deze indruk wordt gewekt. Via de intercom wordt het personeel toegesproken: ‘Attentie, attentie over tien minuten zal de hoogste baas ons bezoeken. Haal s.v.p. de kaartjes en posters met de tekst Verandering is Goed uit uw laden. Stof deze af en plaats ze goed in het zicht.’ Het college gaat over de weerbarstigheid van (culturele) veranderingen binnen de politie. Ik gebruik later wetenschappelijke concepten als ‘immunisering’ (In ‘t Veld) en ‘absorptievermogen’ (Rekenkamer) om dit te duiden. In de wetenschapsfilosofie wordt een onderscheid gemaakt tussen rationele kennis (theorieën, concepten, definities) en narratieve kennis (verhaal, gedicht, film, cartoon, satire). Narratieve kennis wordt onderschat, zo wordt gesteld door aanhangers van ‘telling stories’. Het argument is dat narratieve kennis op een emotioneel niveau mensen meer kan raken dan de abstracte wetenschappelijke taal. Een van
mijn promotores, Joest ‘t Hart, emeritus hoogleraar strafrecht, schreef samen met collega Rene Foqué het hoofdstuk ‘Narrativiteit als ontregeling’ (Instrumentaliteit en Rechtsbescherming, hfd. 10b, 1990). De essentie daarvan is dat narratieve kennis een waardevolle aanvulling is op rationele kennis. Door het lezen van Kafka begrijpen we de vervreemdende werking van bureaucratieën en het strafrechtsysteem wellicht nog beter dan door het lezen van wetenschappelijke verhandelingen daarover.
Deze maand is een nieuw wetenschappelijk blad verschenen met de titel ‘Culturele Criminologie’. Deels is dit blad een reactie binnen de Nederlandse criminologie op de dominantie in het gevestigde Tijdschrift voor Criminologie. Met daarin veel nadruk op ‘normal science’ en bijvoorbeeld kwantitatief onderzoek. Binnen de culturele criminologie analyseren jonge onderzoekers games, videoclips, televisieseries en speelfilms. Zij herontdekken klassiek veldwerk, trekken op met jongeren aan de onderkant van de samenleving en tekenen hun verhalen op in hun eigen taal. Frank van Gemert – aanhanger van de culturele criminologie – schreef een boek dat ‘rauw, oprecht en schokkend is, dit persoonlijke verhaal van Jan Hoolwerf, een gewelddadige man met een indrukwekkend strafblad, opgetekend door criminoloog Frank van Gemert na een lange reeks gesprekken met de hoofdpersoon’. Het boek, net uit, heet Van
Prison Gang tot TBS.
Humor en ‘telling stories’. Voor sommigen onder ons klinkt het logisch en is het nuttig, maar onderschat niet het conservatisme onder het publiek over wie deze ‘andere aanpak’ wordt uitgestrooid. Een verhaaltje daarover. Langs mijn Nyenrode-lijnen ben ik de afgelopen tien jaar betrokken bij het onderwijs voor accountants. Zoals bekend bevindt deze beroepsgroep zich (inter)nationaal in zwaar weer vanwege ‘creative accounting & fraudulent behavior’ in de vele boekhoud- en financiële crisesschandalen. Een aantal jaren terug verdween als gevolg van het Enron-schandaal de multinationale accountantsfirma Arthur Andersen van de een op de andere dag van het wereldtoneel. Dit vanwege de dubieuze rol van Arthur Andersen. In het onderwijs wordt veel aandacht besteed aan ethiek en integriteit en de professionele normen van de accountancy. Een aantal jaren terug verzorgde ik hierover een in-house training voor 120 accountants. Omdat het zo’n loodzwaar en beladen thema is, maakte ik een presentatie met een aantal satirische cartoons over accountants. Geheel in de geest van bovenstaande: humor en ‘telling stories’ als wapen om onderwerpen bespreekbaar te maken. Ik lichtte mijn aanpak toe en liet vervolgens de eerste cartoon zien. Een doodskist met daarin een overleden man, keurig in pak, met een glimlach op zijn gezicht. Er omheen staan drie mannen. De een zegt: ‘Wat is er met Joe gebeurd?’ De ander zegt: ‘Hij is failliet gegaan door het Enron-schandaal en is uit een flatgebouw gesprongen.’ De derde: ‘Waarom lacht hij dan?’ De eerste antwoordt: ‘Omdat hij geland is op een Arthur Andersen account.’ Bij geen van de 120 aanwezigen was er een begin van een glimlach te bespeuren. Ik moest nog drie uur.
Twitter Bob Hoogenboom
dan was SLL7 toch een dankbaarder publiek mbt jouw humor Bob. elke grap bevat een boodschap, dus waarom dan niet een amusante verpakking?