Het was in het voorjaar dat ik gebeld werd door de programmamanager van een stichting, die in 2012 is opgericht, om de erkenning voor en van de politie te ontwikkelen. Hij vroeg mij of ik via de contacten die wij als platform hebben, politiemensen zou kunnen bereiken die tijdens hun werk met geweld te maken hadden gehad. De stichting organiseerde namelijk op 11 september een ‘verwendag’ voor dergelijke collega’s. En passant vroeg hij mij of ik ook wel eens met geweld te maken had gehad. En dat was inderdaad het geval. Hij vroeg mij wat ik had meegemaakt en ik vertelde hem in vogelvlucht één van mijn ervaringen:
“Het is al wat langer geleden dat aan mij gevraagd werd om als motorrijder “even met de surveillance mee te gaan om een vent uit zijn woning te halen”. Een psychiatrisch patiënt, een sportman, maar met het gehalte van een gevaarlijke gek. De afspraak was dat de ‘gewone politie’ hem uit zijn woning zou halen wanneer hij bij de deur stond. Wanneer hij niet naar de deur zou komen, dan zou er overleg gepleegd worden met het arrestatieteam (AT), omdat hij super onberekenbaar was. Ik stelde mij op naast de voordeur van de woning van de man terwijl zijn behandelend psychiater aanbelde. Mijn collega’s hadden zich op enige afstand verdekt opgesteld.
Toen de man door het raampje van de voordeur keek, zag hij zijn behandelend psychiater staan en opende de deur. Hij ging in gesprek met de psychiater. Op enig moment zag ik de linkerarm van de man buiten het kozijn steken en dat was voor mij het moment om hem te grijpen. Ik kwam vanachter de muur vandaan en greep de arm van de man vast om hem naar buiten te trekken. Onmiddellijk plaatste hij echter zijn voet tegen het kozijn van de deur en blokkeerde zichzelf door zich met zijn rug tegen de muur van de smalle gang te drukken. Ik liet hem niet meer los en wachtte op mijn collega’s die er aan kwamen rennen.
Vanuit het niets gaf de man mij toen met zijn rechterhand een harde prik in mijn linkeroog en vanaf dat moment zag ik alles dubbel. Met één hand greep ik de man toen bij zijn strot en kneep zo hard als ik kon, terwijl ik met mijn rechterhand zijn linkerarm vast bleef houden. In zo’n situatie gaat de adrenaline overheersen, denk je echt niet meer in termen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het gaat dan om ‘hij of ik’. Het is zo’n moment waarvan mensen die er niet bij geweest zijn maar later achter de groene tafel de zaak beoordelen, zo gemakkelijk kunnen zeggen: “Had dat nou niet anders gekund?”. Toen de collega’s bij mij waren, konden de benen van de man gepakt worden en trokken we de inmiddels gorgelende man naar buiten en werd hij aangehouden. Daarna bracht een collega mij naar het ziekenhuis.
Er schoot van alles door mijn hoofd. Kan ik straks weer normaal zien? Kan ik mijn werk blijven doen? In het ziekenhuis bleek mijn oog behoorlijk gekneusd, maar gelukkig herstelde dat snel. Toen ik een week later voor controle terugkwam, bleek echter dat het netvlies los ging laten en dat moest direct gehecht worden. Wanneer het netvlies loslaat, volgt totale blindheid voor dat oog. Gelukkig is het daarna hersteld, al merk ik in bepaalde omstandigheden dat mijn linkeroog minder functioneert dan mijn rechteroog.
Een vervelend voorval. Wat mij echter het meeste stoorde, was de wijze waarop mijn toenmalige korpsleiding met de afhandeling omging. Men had een schadevergoeding van ongeveer 500 Euro voor mij bedacht, maar ik moest wel de rechtszaak afwachten. (Van een budget van 145 miljoen Euro kan je immers niet zomaar 500 Euro onvoorzien uitgeven natuurlijk…..) De rechter veroordeelde de man. De man ging echter in beroep. De korpsleiding vertelde mij dat zij de vergoeding derhalve nog niet konden uitkeren.
Inmiddels waren we al bijna 1,5 jaar verder en in hoger beroep werd de man vrijgesproken omdat de rechter van mening was dat de man uit zelfverdediging had gehandeld. Hij hoefde dus ook geen emotionele/letselschadevergoeding te betalen. Mijn toenmalig plaatsvervangend korpschef vertelde mij dat het korps mij dan ook niets kon uitkeren. Ik kan je vertellen, dan knapt er wat! Het vertrouwen in de organisatie loopt een forse deuk op.
Ik heb dat gevoel ook met mijn toenmalige korpsleiding gedeeld. De plaatsvervangend korpschef stelde mij toen de vraag of ik genoegen nam met de helft. Ik heb toen aangegeven dat ik geen enkele trek had om als het ware koehandel te bedrijven over een zaak die voor mij als medewerker zo veel geestelijke en lichamelijke impact had. Nogmaals, deze behandeling is mij meer bijgebleven en heeft mij meer ‘pijn gedaan’ dan het incident zelf.”
Nadat ik het verhaal verteld had, zei de programmamanager: “Bij deze ben jij op 11 september onze gast!”
Via de leden van het Platform Bezorgde Dienders hebben we nog enkele mensen in contact gebracht met de stichting en zelf ben ik samen met nog een collega uit mijn omgeving op 11 september naar Medemblik gereden, waar wij bijzonder hartelijk werden ontvangen door mensen van de organiserende stichtingen.
Ik was echter nog geen kwartier binnen toen ik mijzelf afvroeg: ‘Wat doe ík hier eigenlijk?’ Ik sprak met collega’s wiens ervaringen vele malen heftiger en schokkender waren dan mijn bovengenoemde ervaring. Collega’s die, als gevolg van een incident tijdens hun werk, verder moeten leven met (ernstige) beperkingen, zowel in hun werk als privé. Ik voelde mij wat opgelaten en stond weer even met beide benen op de grond.
We beleefden een prachtige dag met prachtig zeilweer, op prachtige Lemsteraken op het IJsselmeer. Er zat ook nog een wedstrijdelement in waarbij de mensen die daartoe lichamelijk in staat waren, zelf actief mee konden zeilen. Even ‘het verstand op nul’ en gewoon heerlijk genieten van hetgeen geboden werd. Het doet ook goed om met ‘lotgenoten’ te praten. Daarbij bleek dat de visie van mijn toenmalige korpsleiding in mijn zaak niet helemaal vreemd was. Gelukkig waren er echter ook korpsleidingen die wel ‘het hart op de juiste plaats hadden’.
De dag werd afgesloten met een heerlijke maaltijd in het restaurant van de jachthaven waarna de prijsuitreiking werd verzorgd door minister Opstelten.
Toen de genoemde programmamanager even bij mij stond, vroeg ik of er nog iemand van de grote club collega’s was die zou bedanken voor deze prachtige dag die ons was aangeboden. Hij zei toen: “Ja, dat ga jij doen”. Dat was niet de bedoeling van mijn vraag. Tegenstribbelen hielp echter niet en de programmamanager duwde mij in de richting van de microfoon en riep daarbij dat ik wat wilde zeggen. En daar stond ik. Nu heb ik zelf de gewoonte om ervaringen op te schrijven. Gewoon om ze niet te vergeten en er nog eens op terug te kunnen komen. Gedurende de dag had ik ook wat kleine aantekeningen gemaakt in een klein notitieboekje dat ik altijd bij mij heb.
Naast deze korte aantekeningen kwam er ook een andere gedachte in mijn hoofd. De gedachte aan de collega’s, waarvan de namen gegraveerd staan in het monument in de tuin der bezinning in Warnsveld. Collega’s die tijdens hun werk op welke wijze dan ook hun leven verloren en die in hun werkomgeving maar vooral in hun privésituatie zo’n lege plaats achterlieten. Laten wij ook hen en hun familie niet vergeten. Er ontsproot zich in mijn brein een mooie zin, maar ik had niet de moed om hem uit te spreken.
Ik ben namelijk best een emotioneel mannetje. Daar heb ik soms profijt van (ook in mijn werk). Mensen merken dat je geen robot bent en op één of andere manier vindt men dat prettig. In situaties als deze heb ik er echter last van en ik was bang dat de zin niet zonder te veel emoties uit mijn mond zou komen.
Ik heb in ieder geval wat woorden van dank kunnen uitspreken in de richting van de mensen die deze dag georganiseerd hadden. Het applaus daarna sterkte mij in mijn overtuiging dat ik namens al de collega’s had gesproken.