Het woord is aan … Bob Hoogenboom

06 juli 2016

Volksmennerij en wie gaat er eigenlijk over de politie?

Burgemeester Bruls van Nijmegen brengt de ophef in Gouda in 2008 rondom Marokkaanse jongeren in herinnering. ‘In de gemeenteraad van Gouda is minder tijd besteed aan het onderwerp dan in de Tweede Kamer’. Zijn punt? Het gezag over de politie is lokaal. Verantwoording over de politie is lokaal: in de gemeenteraad. Dat staat niet voor niets in de Politiewet. Deze juridische werkelijkheid is echter ingehaald door een politieke werkelijkheid.

Wat vertelt de Gouda-anekdote? Dat ‘veiligheid’ deze dagen is gekaapt door de landelijke politiek. Dit tast principes van de democratische rechtsstaat aan. De verkeerde mensen, praten op de verkeerde plaatsen over de verkeerde dingen waar ze feitelijk niet over gaan. Het geldt voor politici. Het geldt voor anderen. Hoogleraar Roel in ‘t Veld, een van de deelnemers aan het 5de politiedebat op de Politieacademie (31 mei 2016) spreekt bijvoorbeeld over doorgeschoten detaillisme van de minister. Waar bemoeit hij zich mee?

Burgemeester Bruls neemt ook deel aan het Politiedebat dat in het teken staat van de politisering van de politie. Hij hekelt de verwatering van het gezag over de politie. Half Nederland denkt dat de uitgesproken – en immer aanwezige – vakbondsvoorzitters over de politie gaan. Immers, zij zijn altijd in beeld over alles en nog wat, aldus Bruls. Parlementsleden, bondsbestuurders en nog 17 miljoen Nederlanders hebben plaats genomen op de troon van het gezag. En spreken, roepen, schreeuwen, twitteren, toeteren er in talk shows en verkiezingszaaltjes driftig op los. ‘Kwam ik goed over?’ is het leidend principe geworden.

Aan de kamerleden Nine Kooiman (SP)  en Lilian Helder (PVV) wordt de vraag gesteld waarom zoveel Kamervragen worden gesteld over niemendalletjes. Althans operationele incidenten. Tussen januari 2013 en 31 mei 2016 geeft de website van de Kamer 2231 hits over Kamervragen (en beantwoording daarvan) over de politie. Met daaronder zulke belangwekkende onderwerpen als waarom de politie niets doet aan de zwanendrift. Of, de bereikbaarheid in een dorp in de provincie.

Doorgeschoten bemoeizucht is een probleem. Maar er speelt meer. Kooiman en Helder spreken hun irritatie uit over de non-antwoorden die de Kamer nogal eens krijgt op vragen in echte dossiers. Ontwijkende nietszeggende antwoorden waardoor het niet mogelijk is voor het Parlement om inhoud te geven aan de controlerende functie. Folkert Jensma, commentator van de NRC, neemt ook deel aan het Politiedebat. Hij spreekt over het ministerie van VenJ als de ‘Goed Nieuws Show’. Zeker ten tijde van minister Opstelten. In het debat valt de term ‘witwassen van informatie’.

Dus we hebben te maken met gezagsverhoudingen die zijn gaan schuiven. Non-vragen van de zijde van parlementariërs en in dossiers die er echt toe doen ontwijk- en duikgedrag van de minister. De waarheid wordt in het laatste geval bemanteld door politiek gewenste taal. In gewoon Nederlands: de minister gaat economisch om met de waarheid. Nu weten we na de rapporten Oosting dat de ‘schuld’ lang niet altijd ligt bij de minister. Zijn ambtelijke organisatie disfunctioneert in het kwadraat.

De Britse serie ‘Yes minister’, de hilarische satire op politiek-ambtelijke verhoudingen en de relatie met het Parlement, verdient een Nederlandse versie. Laten we Paul Verhoeven vragen als regisseur. En, Femke Halsema als schrijfster.

Deze sorry-state- of- affairs heeft nog een gedaante. De controlerende functie van het Parlement kan wat in het gedrang komen door de aandacht voor ‘de zwanendrift’  en door non-antwoorden, maar hoe is het gesteld met het kennisniveau van de parlementariërs zelf? Beheersen zij de materie? Edwin Bakker, hoogleraar Terrorisme en contra terrorisme en Jelle van Buuren vinden van niet. Althans niet in het terreurdebat van april j.l. Er zijn 166 vragen gesteld. Het merendeel was overbodig omdat met een klein beetje moeite de antwoorden uit open bronnen waren te halen (NRC,  13 april 2016). De feitelijke noch juridische kennis van de parlementariërs was up to date.

Net als in de Gouda-casus verwordt het Parlement tot een podium van politieke exploitatie van gebeurtenissen. Politieke motieven gaan dan domineren in het debat. Over de hoofden van daders, slachtoffers, getuigen en professionals  richten parlementariërs zich tot het electoraat. Dat doen zij door de media te bespelen. Dit is het ware – diabolische – karakter van de politisering van veiligheid. De vragen zetten grote druk op de minister en zijn departement en uitvoerende diensten. De ironie hiervan is dat Nederlandse burgers en hun belangen zijn teruggebracht tot 225 parlementsleden. Zij zijn de ‘burgers’ van het departement. Zij moeten worden gepleased. De minister moet uit de politieke wind worden gehouden. Er zijn ook grote vragen, als hoe richten wij de samenleving zodanig in dat wij 17 miljoen burgers zo veel mogelijk veiligheid kunnen bieden? Of, hoe houden wij – ondanks bezuinigingen – de rechts beschermende waarden van de rechtsstaat overeind? Om maar eens politieke vragen te stellen die wat meer betekenis zouden moeten hebben dan de vraag of er iets wordt gedaan aan ‘de zwanendrift’. Er is in Den Haag op een paar honderd vierkante meter een ‘politiek-bestuurlijk/populistisch complex’ ontstaan. Dit tast het gezag over de politie aan. Ondermijnt de controlerende functie van het Parlement. Werkt polarisering van de samenleving in de hand. Er treden ongezonde bij-effecten op. De Gouda-casus is politiek geëxploiteerd vanwege de populistische agenda. In het vluchtelingendebat speelt dezelfde volksmennerij: de horden verkrachters, criminelen en IS-strijders overspoelen ons land. Het Avondland is in gevaar! In het terreurdebat zit het bühne-achtig gedrag van politici die niet echt geïnteresseerd zijn in een incident. Noch een langere termijn visie hebben op veiligheid. Het ‘complex’ is doortrokken van opportunisme. De politisering van veiligheid is bedreigender voor de kwaliteit van de democratische rechtsstaat dan al de dreigingen waarop de volksmennerij zich richt. De Vlaamse emeritus hoogleraar Paul Ponsaers schreef jaren terug: ‘ik ben niet bang voor een sterke politie, maar voor een zwakke democratie’.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *