Met de invoering van de Nationale Politie is de politie op grotere afstand komen te staan van het lokaal bestuur, waardoor het voor burgemeesters – vooral van kleinere gemeenten – lastiger is geworden om hun gezagsrol ten aanzien van ordehandhaving en hulpverlening waar te maken.
Dat is de hoofdconclusie van het onderzoek dat prof. dr. ir. J.B. Terpstra van de Radboud Universiteit Nijmegen onder burgemeesters in ons land heeft uitgevoerd. Het onderzoek vond plaats in opdracht van de Stichting Maatschappij en Veiligheid, met financiële steun van het vfonds.
Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft de Nederlandse politie drie grote stelselwijzigingen ondergaan. Ondanks deze wijzigingen zijn de taken van de politie onveranderd gebleven: het handhaven van de openbare orde en hulpverlening, met de burgemeester als gezagsdrager; en de opsporing, met de officier van justitie als gezagsdrager.
Het nieuwste bestel met de Nationale Politie (2013) bracht wel belangrijke wijzigingen in het beheer en de organisatie van de Nederlandse politie met zich mee. Het beheer over de gehele Nederlandse politie is gecentraliseerd in handen van de korpschef, die verantwoording schuldig is aan de Minister van Veiligheid en Justitie. Met andere woorden, de korpschef regelt het personeel, de bureaus en de middelen waarover de Nederlandse politie kan beschikken.
Nu de burgemeester niet meer over het beheer van de politie gaat, ligt de vraag voor de hand welke gevolgen dit heeft voor het gezag van de burgemeester ten aanzien van zijn wettelijke taak: openbare ordehandhaving en hulpverlening.
Op basis van het onderzoek van prof. Terpstra concludeert de SMV dat met de komst van de Nationale Politie de politie op grotere afstand is komen te staan van het lokale bestuur. Dit maakt het voor burgemeesters lastig hun gezagsrol waar te maken.
Het blijkt dat gemeenten de ontstane leemte steeds verder opvullen met de inzet van BOA’s en particuliere beveiligers. Deze ontwikkeling, die onder de regionale politie al gaande was, is met de komst van de Nationale Politie versterkt. Zo lijkt een ‘nieuwe gemeentepolitie’ steeds meer werkelijkheid te worden. De SMV vindt het onwenselijk dat er in de gemeenten twee soorten van politie met verschillende bevoegdheden naast elkaar gaan optreden, waarbij veelal geen sprake is van coördinatie.
De marginalisering van het gezag van burgemeesters- zeker bij kleinere gemeenten – over de politie wringt volgens de SMV temeer, omdat de stichting van oordeel is dat goed politiewerk begint aan de voet van de samenleving: de leefsituatie van burgers in buurten en wijken. In het huidige bestel ligt het voor de hand dat de wijk minder aandacht krijgt en het accent meer komt te liggen op de opsporing, die grotendeels buiten gezichtsveld en controle van de burgers geschiedt.
Volgens de mediaberichten is er een ‘Herijkt Realisatieplan Nationale Politie’ in de maak. De SMV hoopt dat in dit plan ook aan de wettelijke taak van de burgemeester als gezagsdrager van de politie inhoud wordt gegeven. Dit moment van bezinning over de Nationale Politie biedt volgens de SMV ook kansen om te regelen dat:
- de balans tussen de twee politietaken wordt hersteld;
- er onafhankelijk inzicht wordt verschaft in de kwaliteit, effectiviteit en efficiëntie van de opsporing;
- er onafhankelijk inzicht wordt verschaft in de kwaliteit, effectiviteit en efficiëntie van het handhaven van de openbare orde en hulpverlening;
- BOA’s ondergebracht worden bij – of onder regie gesteld worden van – de Nationale Politie; en
- voor wijkagenten een referentiekader wordt opgesteld waarin staat wat men van de wijkagent mag verwachten
Klik hier voor het gehele onderzoeksrapport ‘Burgemeesters over hun Nationale Politie’