Samen met Marcel Pheijffer, hoogleraar Forensic Accounting Nyenrode en Leiden
Na een periode van ongekende en ongebreidelde voorspoed komt er zand in de machine van een samenleving doordat de bestuurlijke elite decadent is geworden. Zo analyseert de Italiaan Gramsci de verwording van de elite in Italië aan het begin van de 20e eeuw. Over decadentie wordt in die tijd breder gesproken en geschreven. In het woord zit de teleurstelling over de teloorgang van zekerheden besloten. Het verlies van duidelijkheid over wat de toekomst gaat brengen. Een weerzin tegenover de blinde geldzucht van de burgerlijke maatschappij en het geloof dat de wetenschap en industrie alle problemen zullen oplossen.
Een decadente samenleving ontstaat wanneer een samenleving na een periode van voorspoed, vrede en welvaart in verval raakt. Dit kan gebeuren doordat delen van de elite ‘anders en onnatuurlijke gedrag gaan vertonen’. Het leidt tot immoraliteit, religieuze bandeloosheid, inactiviteit van velen en corruptie. De elite houdt de samenleving in een ijzeren greep, ziet en begrijpt de neergang maar is onvermogend om het tij te keren. Een vrije val is het gevolg. Alleen een nieuwe elite kan daarvoor zorgen: nieuwe, niet door het verleden belaste mannen en vrouwen, die gedreven en standvastig zijn en vrij van belangenverstrengeling en corruptie zijn, kunnen de samenleving opnieuw inrichten. Voordat een dergelijke circulatie van de elite kan plaatsvinden is sprake van een interregnum waarin zich ‘morbide symptomen’ voordoen. In Financiële decadentie. Toezicht en compliance (Boom, 2009) pasten wij het begrip toe op de crises na 2008. Bankiers stonden in het brandpunt van onze aandacht. We verwezen naar foto’s van demonstranten op Wallstreet met borden waarop stond ‘Jump you fuckers!’. Het is dezelfde verontwaardiging die Bruce Springsteen dit jaar op ‘Wrecking ball’ een stem geeft: ‘If I had me a gun, I’d shoot the bastards down’.
Een aantal morbide symptomen ging en gaat door: stijging van salarissen en bonussen en op de markt brengen van ondoorzichtige financiële producten. Maar bankiers zijn te gemakkelijke doelwitten vinden wij nu. De betonrot zit dieper. Een bestuurlijke elite houdt delen van de samenleving in een ijzeren greep door corruptie (vastgoedfraude, illegale prijsafspraken etc.) en immoreel gedrag in de katholieke kerk (cie. Deetman) of de jeugdzorg (cie. Samsom), maar de decadentie zit dieper, is wijder verspreid dan we willen en durven accepteren. De decadentie zit in de ‘inactiviteit van velen’ die kennis hebben van dit alles – en van zaken die wij nog niet weten – en, net als het beeldje van de drie aapjes, horen, zien en zwijgen. Het zijn de toezichthouders van de overheid die niet vragen, niet genoeg doorvragen en/of buigen voor onderliggende belangen van maatschappen van medici die fouten toedekken in ziekenhuizen. Die achteraf inzagen dat financiële markten in een rollercoaster rit waren beland. Het zijn de commissarissen van beursgenoteerde ondernemingen die niet echt inhoud geven aan hun toezichtrol. En, die nog steeds putten uit het ‘old boy netwerk’ voor nieuwe commissarissen. Het zijn de raden van toezicht van woningbouwcorporaties als Vestia en Amarantis die niet meer weten hoe ‘toezicht’ wordt gespeld. Het zijn de accountants die ‘inactief zijn’ in het werkelijk doorgronden van de boekhouding en steevast te laat – na publiciteit en aandringen – terugkomen op eerder broddelwerk. De ‘inactiviteit van velen’ is het handelsmerk geworden van publieke en private bestuurders, van interne en externe toezichthouders en van financiële dienstverleners, ‘horen, zien en zwijgen’. Er zijn spergebieten in delen van de samenleving en binnen publieke en private organisaties waar ‘a conspiracy of silence’ bestaat die in stand wordt gehouden door de ‘inactiviteit van velen’. De kunst van het ‘vrijmoedig spreken’ (Griekse Oudheid) omwille van zelfrespect en om de publieke en private instituties integer te houden is verloren gegaan.
De crises worden daardoor afgewenteld op burgers in hun rol van verzekerde, uitkeringtrekker, patiënt, pensioengerechtigde, cliënt, werknemer, student, zorgbehoevende en cultuurminnaar. De premies stijgen. Het eigen risico wordt verhoogd. Het onderwijs wordt duurder. Subsidies worden stopgezet.
Dwars door de decadente samenleving worden bestuurders en toezichthouders benoemd langs partijpolitieke kanalen en/of is sprake van ‘draaideur-benoemingen’: voormalige politici worden aangenomen door het bedrijfsleven en bestuurders en consultants uit het bedrijfsleven worden op politieke en bestuurlijke functies benoemd. Er is een ons-kent-ons cultuur ontstaan die nu wordt blootgelegd in Limburg en in de provincie Noord-Holland.
In de overgang van oud naar nieuw gaat echter onvermijdelijk een aantal morbide symptomen door: de salarissen en aanvullende vergoedingen van publieke en particuliere bestuurders blijven stijgen. Het is niet of nauwelijks mogelijk dit om te buigen. In ziekenhuizen sterven patiënten. De ene na de andere straf- , tucht- en/of civiele procedure wordt aangespannen tegen accountants. De EU en toezichthouders in Groot-Brittannië en de VS leggen miljarden boetes op wegens prijsafspraken. Onlangs nog wegens manipulatie door banken van het onderlinge rentesysteem Libor. In Gramsci’s woorden is de oude elite niet in staat om zijn gedrag wezenlijk te veranderen omdat men belang heeft bij de status quo. Slechts een circulatie van de elite biedt op termijn een oplossing. Zo ver zijn we nog lang niet.
Ik ben het helemaal eens met de probleemstelling. De contouren van een samenleving op basis van de smalle ethiek gericht op het voorkomen van wreedheid (Rorty) en het goede van hebzucht (Rand) worden zichtbaar. De elite bereikt de basis van de samenleving. De verkoop van een product is belangrijker dan de werking ervan. De informatievoorziening over beleid, producten en diensten is misleidende propaganda. Echter, komt de oplossing van een nieuwe elite of van betrouwbare minderheden die elkaar weten te vinden? Kan de (management) elite worden genegeerd? Jos Geerligs
Egoisme en materialisme lijken leidend in de westerse wereld. Het hedonisme en de mimetische begeerte voert de boventoon. Er dient een verschuiving plaats te vinden naar geestelijke waarden. Er te zijn voor de ander
Natuurlijk is het verleidelijk om een aantal misstanden in de samenleving centraal te stellen, die te agglomereren onder het kopje ‘decadentie’ en dit vervolgens te bestempelen tot hét onderliggende probleem van het huidige tijdsgewricht. Maar wat verleidelijk is hoeft niet persé juist te zijn. Laat ik voorop stellen dat over de gesignaleerde ontsporingen geen goed woord hoeft te worden gesproken. Maar de vraag is of ze zelf het probleem vormen of dat ze exemplarisch zijn voor iets anders, iets diepers in onze samenleving. Tegelijkertijd is het net zo de moeite waard om te verkennen waarom deze fenomenen nu zo in de aandacht staan en met haast religieuze ijver worden voorzien van een verwerpelijk moreel brandmerk.
Wat zegt dat allemaal over onze tijd? In mijn visie in ieder geval dat de kloof tussen gevestigde orde en degenen die zich daar niet toe rekenen zich steeds duidelijker openbaart. Een echte maatschappijcrisis dus? Of toch niet? Als politie past het zoeken en vinden van verdachten natuurlijk in ons patroon. Daarbij moeten we niet vergeten dat wij deel uitmaken, althans in sommige ogen, van de gevestigde orde. Dus is het logisch dat wij acteren zoals wij acteren en dat we het hierboven gesignaleerde probleem ook duiden zoals we dat duiden. Met dito oplossing: sta op, verheft uw stem en het komt goed.
Laten we ons zelf alsjeblieft niet voor de gek houden. Het helpt wel, maar het lost het uiteindelijk niet op. Dus het een doen en het ander niet laten. Alleen is dat ‘ander’ niet zo eenvoudig aan te wijzen. Ik denk dat het weliswaar bevredigend kan zijn symptomen met symptomen te bestrijden, maar dat het uiteindelijk de oorzaak niet raakt en ten finale ook het ‘probleem’ niet oplost. En laten we wel wezen, het is ook niet gemakkelijk.
De symptomen die worden aangehaald manifesteren zich helaas in elke maatschappij, niet alleen in Nederland, maar in het hele Westen, in Rusland, China en Afrika. En niet alleen nu, maar ook in vroeger tijden. Is de hele wereld dan decadent? Telkens weer blijkt dat als de elite vervangen wordt, de nieuwe elite vroeger of later hetzelfde gedrag gaat vertonen. Het is een moreel begrip, decadentie. Zeker, er is sprake van decadent gedrag, maar is onze hele gevestigde orde, de ‘elite’, daarmee decadent? Zijn er meer slechten dan goeden? Deugt onze samenleving niet meer? Ik geloof er niets van.
Het is de vraag of de corrigerende maatregelen, waarvan hierboven verschillende voorbeelden worden gegeven, uiteindelijk de samenleving tot rust brengen. Nogmaals, verleidelijk is het wel, maar we begrijpen nog maar half waar de verandering van onze samenleving nu uit bestaat. Laat staan dat daar consensus over bestaat. Maar we hebben er wel mee te maken. Wat mij betreft dus niet alleen blijven staan bij de uitwassen, maar wroeten naar de onderliggende beweging.
Geheel eens met de schrijver. Het roept bij mij wel een ondeliggende vraag op. Het stuk richt zich zoals ik het lees, vooral op de samenleving binnen de landsgerenzen met een uitstap naar EU-niveau. Stel dat op dat niveau geen corruptie en geen belangenverstrengeling zou zijn, dat de nieuwe elite wil veranderen. ZIjn zij dan sterk genoeg om weerstand te bieden aan een hogere laag waar de bestuurlijksdecadentie wel in stand wordt gehouden. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat er in deze wereld maar enkele mensen zijn die echt aan de touwtjes trekken en dus belang hebben bij een status Quo.
Het beeld dat geschetst wordt is vrij negatief en gaat uit van een nogal revolutionaire theorie. De vraag blijft of het tijdsbeeld niet een rol speelt in de zich verrijkende elite. Het idee dat er iets verkeerd gedaan is leeft niet echt onder deze groep. Het is immers de tegenvallende economie die de oorzaak is van deze ellende. Daarom denk ik dat het zelfreinigend vermogen van deze crisis een grotere bijdrage zal leveren dan dat een nieuwe elite dat zou kunnen. Want nieuwe elites lijken binnen de korste keren op de ouden.
Al geruime tijd is het mij opgevallen dat de oude kunst van de administratieve organisatie waarin bijvoorbeeld functiescheiding een belangrijke rol speelt niet meer wordt toegepast en dat er dus organisatie worden ontworpen en geimplementeerd waarin de verleiding om te profiteren van de gegeven macht wel erg sterk tiert. Net zoals je een pedofiel niet in een kinderdagverblijf moet laten werken moet je mensen met een enorme machts- of geldverslaving niet de gelegenheid geven om de kas te plunderen zonder dat anderen dat makkelijk merken.
Een verhaal dat zomaar begint en plotseling ophoudt. Wat is het punt dat schrijvers willen maken? Waar is de veronderstelling van een elite die willens en wetens op een complotachtige wijze de belangen van de gewone mensen heeft verkwanseld, op gebaseerd? Welke kwaadaardige geesten hebben hier welke regie over gevoerd? Hoe hebben ze dat zolang geheim kunnen houden?
Wat kopen we voor deze onnavolgbare blik in een achteruitkijkspiegel? Waar waren de schrijvers zelf in dit verhaal? Waar zou ik hebben gezeten? En hoe moet het nu verder?
Eerst een zijsprongetje: Het doet goed om iemand Gramsci weer eens te zien citeren. In het bijzonder binnen de SMVP Immers, mijn goed vriend en leermeester Piet Reckman kon ongebreideld putten uit het denken van Gramsci en heeft me er mee besmet..
Een voorbeeld van ‘inactiviteit van velen’ zag ik zondag 24-2 bij Eva Jinek, toen zij beelden toonde van de gebouwde geluidsschermen in Polen. Veel verontwaardiging achteraf. Toen die schermen gebouwd weren, reden er dagelijks duizenden langs deze bouw activiteit. Ook nederlandse chauffeurs, of zelfs ‘bestuurders’ …Niemand die de klok zodanig luidt dat na de eerste tien meter het werk alsnog stilgelegd kan worden. Na het zien van de beelden valt het woord ‘schandalig, daarna komen de troostwoorden van Smit-Kroes: ze worden weer afgebroken…
Wat volgens mij een belangrijk gemis is om deze ‘inactiviteit van velen’ zichtbaar te maken, is het gemis aan kwalitatieve journalistiek. Onze kranten worden gevuld met snelle artikelen van freelancers, zonder dat tijd genomen kan worden voor degelijk journalistiek onderzoek.
Dag Jan Peters, dank voor je reactie. Wat betreft onderbouwing: blader eens door de rapporten van de parlementaire commissies in de UK, de cie. de Wit en in de VS; lees een paar columns van Joris Luyendijk uit de City; neem de conclusies van het onderzoek naar de bestuurscultuur in Noord-Holland; de verwevenheid op deelgemeenteniveau in Rotterdam en Amsterdam waar PvdA-subsidiepotten in de welzijn via partijpolitieke lijnen lopen richting instanties, adviseurs etc. Neem het jaarverslag van de Rijksrecherche; of verdiep je wat in onderzoeken bureau’s interne zaken binnen de politie. Kijk op Youtube naar de documentaire The Corporation over de opkomst en politieke, sociale, economische en culturele invloed van de multinational op onze samenleving. Verdiep je een klein beetje in de discussie binnen de medische wereld over de verreikende (financiele) invloed van de farmaceutische industrie op ‘onafhankelijk’ wetenschappelijk onderzoek. Kijk even naar tuchtzaken over accountants die keer op keer worden terecht gewezen omdat ze accountancy verantwoodelijkheden hebben ingeruild voor ‘balletje-balletje’ goocheltrucs met cijfers en posten. Amarantis, Vestia, Woonbron, HBO-fraude? Lees Stiglitz, bekijk de Academy Award Winner for Best Documentary feature “Inside Job” ’that unveils the corrosive relationships which have corrupted politics, regulation and academia’.
De vraag over waar wij als auteurs zelf waren? Waar was Edward Gibbon toen Caesar de Rubicon overstak? Had hij i.p.v. Decline and Fall of the Roman Empire (1776) te schrijven niet met behulp van Darth Vader door de tijd moeten reizen en de neergang van het Romaanse Rijk eigenstandig moeten tegenhouden? Wat is de verantwoordelijkheid van een hoogleraar/journalist/essayist? En, wat die van de bestuurder? Als die rollen en verantwoordelijkheden door elkaar heen gaan lopen dan krijgt een discussie de diepgang van een zeilplank. Salute, Bob